Afbeelding
Wiskunde cover

Wiskunde

De voorstad bloeit

Behoorde ik in het jezuïetencollege tot de kop van de klas, dan was dat zeker niet door mijn prestaties voor wiskunde. Alle derivaten -algebra, meetkunde, statistiek, functies, vergelijkingen- waren een doffe ellende. Steeds opgelucht dat ik met de hakken over de sloot geraakte. Vol moed ging ik de berekeningen te lijf, maar vrijwel altijd liep er iets mis of rateerde ik het juiste spoor. Wiskunde, een vat vol teleurstelling. Mijn gevoelens tijdens toetsen en examens waren ook telkens diffuus: ik voelde me ijl, verward, hopeloos, zowat een weinig volleerde zwemmer die wel weet hoe het moet, maar toch altijd kopje-onder gaat. Als een drenkeling gaf ik dus mijn ingevulde documenten af, van niets zeker en met allicht wat schaamrood op de wangen.

Nu dat vermaledijde schooljaar weer voortraast, passeren onze zonen wel eens met een wiskundig probleem. In zoverre ik daarover kan oordelen, scoren ze goed voor wiskunde en ben ik elke keer verwonderd hoe ze hun vraagstukken rond krijgen. Dat ze van mij geen hulp kunnen verwachten, is geen staatsgeheim meer, maar dat tracht ik maar occasioneel te compenseren door enige bijstand in de alfawetenschappen. Ouders klagen over het zwarte beest dat zich tegen hun kinderen keert: wiskunde. “Wie vandaag in het derde jaar kiest voor Latijn, krijgt automatisch het zwaarste pakket wiskunde. Meer zelfs: leerlingen die Grieks-Latijn volgen, moeten in vier uur leren wat andere leerlingen in vijf uur zien”.

De absurde fixatie op wiskunde creëert situaties waarbij kinderen niet kunnen kiezen voor hun talent, maar afgerekend worden op hun zwakte. Zo krijgen we te horen dat onze kinderen misschien toch maar beter Latijn zouden ­laten vallen, omdat ze niet goed ­genoeg zijn voor … wiskunde. Ze mogen kiezen voor Latijn, maar dan op eigen risico. Wie aan het einde van het vierde jaar niet voldoende presteert voor wiskunde, mag niet naar Latijn-­moderne talen. Taalrichtingen zijn in de verdrukking. In de tweede graad blijft er vandaag eigenlijk maar één taalrichting over: moderne talen. ­Zowel de klassieke talen, natuurwetenschappen, maar ook economische wetenschappen vereisen het zwaarste ­pakket wiskunde, wat een gerichte keuze bemoeilijkt en de interesse voor taal en cultuur versmacht.

Onder druk van de zwakkere Vlaamse prestaties in het driejaarlijkse PISA-onderzoek van de OESO dat 15-jarigen test op hun leesvaardigheid, wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid, wordt de wiskundige lat in het gemoderniseerde secundair onderwijs steeds hoger gelegd. Het vak wordt altijd maar belangrijker geacht en vormt de struikelsteen voor de ontwikkeling van de leerling die hiervan geenszins zijn hoofdvak wil maken. Relativeren we hiermee de waarde van wiskunde? Toch niet. Wiskunde schept orde in de chaos van de wereld. Ze creëert de basis voor natuurkunde, scheikunde, biologie en economie. Geen computers, geen apps, geen mobieltjes, geen ruimtevaart, geen weersvoorspelling, geen databeheer zonder wiskunde. Het vak leert probleemoplossend en logisch te redeneren. Je persoonlijke boekhouding en belastingaangifte worden erop afgerekend. De wereld biedt echter veel meer en is nauwelijks in cijfers te vangen. Gelukkig maar. Laat ook ruimte voor het onvatbare.

Marc van Riel

“Ik heb 6 ijsblokjes en jij hebt 12 appels. Hoeveel pannenkoeken passen er dan op het dak?” (pinterest.com)