Afbeelding
Pixabay

Alleen

De voorstad bloeit

Gehoord van het ‘enigkindsyndroom’? Honderd jaar geleden beweerde de Amerikaanse psycholoog G. Stanley Hall dat ‘enig-kind-zijn’ een ziekte was. Zo’n kind, als ik, was volgens hem egoïstisch, verwend en asociaal. Even mezelf onder de microscoop leggen. Verwend werd ik zeker niet. Mijn ouders hadden daarvoor niet te middelen en ze stelden hoge eisen aan mijn gedrag en prestaties. Egoïstisch ben ik evenmin, want ik trachtte me in te zetten om de mensen en kinderen om me heen allerlei te laten beleven. Wedstrijden, quizzen met prijzen, geschenken voor zover die in mijn bereik lagen. Asociaal misschien wel. Ik stapte en stap niet zomaar naar mensen, ik voel me wat verloren op recepties tussen gasten die goedlachs van groep naar groep laveren en mijd onduidelijke, ongestructureerde situaties. Kunstmatig inhoudsloze gesprekken aan de gang houden en langdurig doelloos telefoneren kosten me wat moeite.

Ondertussen is de wetenschap op haar stappen teruggekeerd. Duits onderzoek ging het stereotiepe kenmerk van narcisme na. Een eenling zou vooral oog hebben voor zichzelf en anderen negeren. Concluderen experten van de universiteit van Leipzig: “Kinderen die enig kind zijn, hebben zelfs minder narcistische karaktertrekken dan mensen met broers en zussen.” Ook met de zogenaamde arrogantie, de angst voor de omgeving en het gebrek aan zelfvertrouwen van ‘enige kinderen’ valt het mee. De wetenschappers vonden namelijk geen verschillen tijdens het onderzoek van hun mentale welzijn ten opzichte van mensen met broers en zussen. Is een eenling eenzamer en daardoor zieliger? Ook dat niet. In de basisschool heeft hij net zoveel vrienden als anderen en die vriendschappen zijn net zo betekenisvol.

Nog één toevoeging: in de VS bleken ‘enige kinderen’ beter te scoren op IQ-testen en voor schoolprestaties dan leeftijdsgenoten met broers of zussen. De verschillen golden vooral voor kleuters en peuters. Op latere leeftijd werden ze kleiner. Globaal is er dus slechts een minuscuul onderscheid vast te stellen, dat ouders alleszins niet mag sturen in hun besluit voor één of meerdere kinderen te kiezen. De mythe en het syndroom kunnen dus rustig geparkeerd worden. Of gaan de hardnekkige vooroordelen zover, dat ook nog het miljoen Vlaamse singles wordt gestigmatiseerd? Tegen 2060 wordt zelfs verwacht dat de helft van alle Belgische huishoudens uit één persoon bestaan. Zelf begrijpen we het niet helemaal, maar steeds meer jongeren kiezen voor het celibataire pad. Single en zelfs seksloos. “Dat voelt als een bevrijding. Ik heb meer energie dan ooit”, lees ik. Ze zijn overtuigd van de voordelen: vrijheid, avontuur, een eigen ontwikkelingstraject volgen, authenticiteit, hechtere relaties met vrienden, familie, collega’s. Slechts 30% van deze groep raakte ooit teleurgesteld in de liefde en blijft liever vrijgezel dan mogelijk weer te worden gekwetst. De meerderheid kiest echter resoluut voor het concept ‘single at heart’, voor hen het beste leven dat ze kunnen leiden. “Voor basisbehoeften als liefde, tevredenheid en warmte heb je geen partner nodig”.

Als ‘enig kind’ heb je niet te kiezen, maar dergelijke gezinssituatie hoeft niet nadelig te zijn. Volwassenen hebben de vrijheid met een vaste partner op te trekken. De trend tekent zich echter af dat de groep alleenstaanden sterk aangroeit en in veel regio’s zelfs de norm wordt, wat de oeroude lotsbestemming van de vruchtbaarheid en de voorplanting ondermijnt. Is er een ander menstype in de maak? In elk geval kan ik geen afstand doen van het wensbeeld te mogen sterven, hand in hand met mijn allerliefste. Bij voorkeur over 50 jaar.

Marc van Riel