Afbeelding

Portret … van een toevallige ontmoeting

cultuur

Als lid van Puntstudio vzw, een vereniging in Hoboken, die zoveel mogelijk activiteiten op beeld vastlegt en die dan op een website plaatst, was ik op een mooie dag naar de wijk Moretusburg getrokken om foto’s te nemen voor onze quiz. Een fotowedstrijd, die we elk jaar tijdens de verenigingenmarkt organiseren.

En het was toen, op die mooie, zonnige dag, dat ik hem toevallig ontmoette.

Ik had net 2 prachtige gevels naast elkaar opgemerkt en was bezig alles in orde te brengen om er een volmaakt beeld van te maken, toen er iemand naast mij stopte met de fiets. Het was een ietwat oudere man, die vol belangstelling mijn doen en laten volgde.

‘Mooi hé’, zei hij, ‘maar mag ik je een tip geven?’ Natuurlijk mocht dat, want ik ben het type dat ervan overtuigd is altijd wat te kunnen bijleren.
‘Je komt beter terug in de winter, dan staan de bladeren van die 2 boompjes niet in de weg en krijg je de gevels er perfect in hun geheel op.’
‘Tja’, zei ik, ‘dat geloof ik best, maar ik heb de foto nu nodig.’ Hij informeerde dan naar het doel ervan. En toen ik hem dat vertelde, bracht ik als het ware een spraakwaterval in beweging, die ik niet direct kon stoppen. ‘Heb je dat monumentje daar op de hoek gezien?’ ‘En je moet zeker ook een foto van dat gebouw daar nemen.’ ‘Weet je wie er vroeger in het huis woonde waar we nu voorstaan?’ En voor ik kon antwoorden, werd het mij al uitgelegd. ‘En daar, in het verlengde van deze straat en aan de overkant van de Kapelstraat lag het ‘negerdorp’.’ (Het ging allemaal zo snel dat ik vergat te vragen wat hij daarmee bedoelde!)

‘Je hebt toch ook een foto genomen, hier een beetje voorbij, van de Heilige Putstraat, waar het beeld van de Zwarte God is aangespoeld?’ Ja, dat had ik inderdaad gedaan.
 
‘Tja’, mijmerde hij, ‘ik kan je nog heel veel vertellen over het Hoboken van vroeger. Thuis liggen massa’s boeken, foto’s en prentkaarten. Ik vind het toch zo boeiend.’
‘Wauw’, kon ik er even tussenin uitbrengen, ‘u hebt mij ongelooflijk geholpen. Heel hartelijk dank!’
‘Nee hoor’, zei hij, ‘ik dank u omdat u wilde luisteren naar wat ik allemaal te vertellen heb. Ik vind het zo fijn om de mensen in te lichten over alles wat ik weet van vroeger, maar er zijn er zo weinig die geïnteresseerd zijn.’
Echt? Ik keek hem ongelovig aan en merkte de teleurstelling in zijn ogen. Ik wist niet goed wat ik hierop kon zeggen, het stemde mij droevig. Ik had nog uren naar zijn verhalen kunnen luisteren. Alleen de tijd was een spelbreker. ‘Weet je’, zei ik, ‘kom naar de verenigingenmarkt en neem deel aan de quiz, dan win jij vast en zeker een prijs.’
Hij keek mij aan, maar ik zag aan zijn gelaatsuitdrukking dat hij niet van plan leek om op mijn voorstel in te gaan.
Bij het afscheid nemen was ik zo dom om niet naar zijn naam en adres te vragen, dan had ik hem tenminste nog eens kunnen contacteren.
Op de verenigingenmarkt heb ik de hele namiddag uitgekeken naar die interessante man, omdat ik toch nog hoopte hem daar aan te treffen, maar nee ...
Ik kan me hem nu ook al niet meer zo goed voorstellen, maar ik denk nog wel eens aan hem. Ik denk aan hem als de man die zo rijk is, rijk aan verhalen uit het verleden, rijk aan beelden uit het verleden, maar arm aan mensen, die belangstellen in die schatten van vroegere tijden.
Mocht u zichzelf herkennen in dit verhaal of denkt u aan iemand in het bijzonder als u dit gelezen hebt, laat het dan weten ... ik heb nog wat vragen voor hem en misschien krijg ik dan wel wat luisterende oren bij elkaar ...
Afbeelding
Afbeelding