Tropisch cover
Tropisch cover

Tropisch

De voorstad bloeit

Nu de machines weer volop ratelen, de computerschermen flitsen en de kinderhersenen gepijnigd worden, blikken we terug naar een van onze zomeractiviteiten, de dagen in zo’n tropisch zwemparadijs. ‘Kempense Meren’ heette het en het lag inderdaad, strand inclusief, aan een immens wateroppervlak. Het ‘Land van de 101 meren’, aanvankelijk een schraal heidelandschap in het oosten van onze provincie, bleek rijk aan turf, bruinkool en wit zand. Dat zilver- of kwartszand was onmisbaar voor de productie van glas, email, porselein en zelfs elektronicacomponenten. Dus de mensen van Mol, Dessel en Lommel maar putten graven en wit zand afvoeren. De immense kuilen werden op natuurlijke wijze gevuld met water, waardoor een uitgestrekt landschap van meren tussen de dennenbossen ontstond.

Ideaal gebied voor vakantieparken, toeristische enclaves, afgesloten voor de buitenwereld. Het zijn haast autonome dorpjes, gericht op pret en consumptie. Restaurants, bars, winkels, een supermarkt, attracties, een kinderboerderij, afgestemd op zorgeloos leven, zonder dat je opnieuw de slagbomen van het park hoeft te passeren. Je zou er het hele jaar kunnen verblijven, met een gevoel van vrijheid, veiligheid en beschutting. Pertinente opmerking van onze 11-jarige Andreas die nauwlettend de actualiteit volgt en dagelijks enkele nieuwsuitzendingen volgt: “Hier had de man die een aanslag wou plegen op premier De Croo zich goed kunnen verstoppen”. Terwijl oorlog, bosbranden, hagelbuien, overstromingen en hitterecords slachtoffers maakten op alle continenten, zaten wij toch gezellig in ons eenvoudige huisje tussen de sparren. Een beetje als asielzoekers in de vervreemdende biotoop van gelijkaardige Vlaamse en vooral Nederlandse parken.

Onze kinderen sliertten de hele dag, tot sluitingstijd, langs de bowlingbanen, de voetbal-, volleybal-, minigolf-, padelterreinen, al dan niet in hun elektrische gocart. Ondanks hun groeiende vaardigheid in snooker, konden we hen meestal terugvinden in het tropische zwemparadijs, waar volgens insiders de uitdaging van de hoogste en langste glijbanen in Europa lonkte. Aan mij niet besteed, zeker nadat mijn dappere vrouw zich had laten verleiden tot een heldendaad in zo’n donkere buis die uitgaf op een diepe waterplas. Na haar prestatie plofte ze rillend en hijgend neer op de ligstoel. Neen, wat ronddobberen in de borrelende jacuzzi was voor mij het maximum. Vooral achteroverleunen in mijn stoel en de spullen bewaken. Wel eens een keer schuifelde ik behoedzaam, stap voor stap rond op de spekgladde vloer en beklom de beangstigende trappen, belaagd door drukte en lawaai.

Liever rondkijken vanuit mijn schuilplaats onder een palmboom naar de veelkleurige lijven van al die badgasten en de boerkini’s van de moslimvrouwen. Ik was wel eens op zoek naar de mooiste en de lelijkste voeten, de ideale lichaamsmaten, de dikste dijen en buiken -de schaamte voorbij -. Het zwemparadijs is er voor iedereen en het hoeven niet allemaal Tarzans en Janes te zijn. Toch blijft het me verwonderen hoe door de drang naar waterpret mensen zich letterlijk blootgeven. Een biotoop die grondig verschilt van de stad, de straat en het huis waar wij na enkele dagen weer arriveerden.

Is vakantie vooral niet: er even uitstappen? De eenden in onze tuin kwaakten een welkomstlied.

Marc van Riel

“Men hoeft de wereld niet rond te reizen om te begrijpen dat de hemel overal blauw is.” (Goethe)

Foto: Adobe Stock