Tram
Tram

Tram

De voorstad bloeit

Reizen met de tram associeer ik met mijn hilarische braakpartij tijdens de eerste tramrit die ik maakte, diep in de vorige eeuw. Niettemin schenkt het gele vehikel, vooral onder de nummers 7 en 15, mij nu rust en evenwicht. Met de auto zal ik wel enkele keren de omtrek van de aarde afgelegd hebben. Chaufferen heb ik echter nooit gekoesterd. Drukte, nervositeit, een speelbal voor de wispelturige interactie tussen al die types van weggebruikers, de mastodonten en de kwetsbaren. De tram, hij wasemt samenhorigheid en verbinding uit.

Ik mik telkens op een individueel stoeltje, middenin. Rechtop staan is de hel. Samen met anderen word ik te vaak door het rijtuig gekatapulteerd. Daar is die hoogbejaarde man weer, met onder de arm een kleurloze, suffende hond, nog veel ouder -mocht dat kunnen-. Ze slepen zich door het leven en kunnen niet zonder elkaar. De man draagt een heloranje sportpet van Puma, maar verder een keurig, enigszins uitgezakt driedelig zwart pak, inclusief een zwarte stropdas. Is hij op weg naar een ceremonie, een huwelijksfeest, een begrafenis? Neen, niet met die oranje pet. Ik noem hem al jaren “Puma” en hij ploft telkens neer op een dubbele bank, met de hijgende en kwijlende hond naast zich.

Puma ontsnapt aan de aandacht van de studenten met oortjes of hoofdtelefoon, draadloos verbonden met de smartphone, die rust op de cursus die het pijnlijke examen van straks voorbereidt. Even ongestoord is de lezende mevrouw Wig. Ik noemde haar zo, doordat zij weken doorbracht met “The Wasp in a Wig” van Lewis Carroll en zij ook een pluizige, roosblonde pruik droeg, die tot over haar ogen reikte, ondanks het ziekenfondsbrilletje dat op de punt van haar lange neus balanceerde. Zij zeulde altijd een immense blauwe Ikeatas mee, tot de rand volgepropt, elke dag opnieuw. Mevrouw Wig zette die achteloos op het middenpad, wat wel eens obstructies veroorzaakte voor moeders met een kinderwagen. Zelf reserveren wij dergelijke big bags voor donsdekens en hoeslakens die naar de wassalon moeten, maar niet elke dag.

Op het tramgekreun en de motorgeluiden van buiten na, is het stil op de tram. Af en toe een gsm-signaal en vaak luidruchtige telefoongesprekken, meestal in een vreemde taal. Al decennialang geraken wij gewend aan diversiteit. De nabije aanwezigheid van alle huidskleuren valt nauwelijks nog op. Dit is 2023 en de Aziatische buurman met de autoped tegenover me vindt vlotter de weg in de stad dan ikzelf. Gesprekken zijn schaars. Zelfs het weer is geen thema. Daarbij voel ik me goed. Toch zijn we samen op weg. Van alfa naar omega. Naar een heel eigen doel, dat we wel of niet zullen bereiken. Ik wens eenieder toe, dat ze ’t halen, in de wirwar van het centrum of de eenzaamheid van de voorstad. Mijnheer Puma, mevrouw Wig, de studenten en man met de autoped. Die heeft geen helm bij zich. Voorzichtig, man.

Ik besluit door te rijden tot het eindstation. Daar zie ik wel verder. Zo kan ik alvast afscheid nemen van Achmed, de lachende conducteur. Ik stap uit via de voordeur en wens hem een fijne dag. Hij steekt de hand op. Ook hij is op weg. Hij volgt een duidelijk spoor, een spoor van staal, maar ook Achmed kan kiezen. Misschien stopt hij straks bruusk op een onbestemd punt tussen vertrek en aankomst. Misschien stapt hij uit om rustig een ijsje te eten of een olijfboompje te planten op de middenberm van de Belgiëlei. Misschien stuurt hij daar een sms’je naar zijn vrouw om te zeggen dat hij van haar houdt.

Marc van Riel

“Ik ben niet overal geweest, maar dat staat wel op mijn lijstje.” (Susan Sontag)

Foto: Portugal Lissabon Metro - Pixabay