Er is een tijd geweest dat er te weinig belangstelling was voor het Vlaamse kinder- en jeugdboek. Er was zeker geen tekort aan sprookjesschrijvers. Vertellers hadden wij ook bij de vleet, maar qua inhoud meestal beperkt tot de snaakse avonturen van straatbengels à la ‘De Witte’ en zijn tientallen epigonen. Jammer genoeg ging de meeste aandacht naar legendarische figuren als Tijl Uilenspiegel naar Duits model, Jan Zonder Vrees, Robert en Bertrand, de Boeren van Olen. Er werd in Vlaanderen ook te weinig voor meisjes geschreven. Na de Tweede Wereldoorlog kregen we stilaan meer geëmancipeerde jeugdlectuur, zowel voor jongens als voor meisjes. Genres, die men onvoorstelbaar achtte voor kinderen (sciencefiction, buitenaardse wezens, monsters, vampieren) werden een veelgelezen subgenre terwijl ook volwassen thema’s (homofilie, seksualiteit, pedofilie, aids, kinderprostitutie e.a.) een ruimer baan kregen en een eigen weg insloegen. Het doet ons plezier dat een debuterende auteur als LODE VAN DE VELDE met TROLLEN OP DE GROENE HEUVELS aanknoopt met een genre, dat beslist niet nieuw is, maar qua achtergronden modern en hedendaags overkomt.
Lode Van de Velde (°1971) is afkomstig van Kapellen en was, zoals zoveel auteurs in spe, een fervente lezer. Na zijn studies ‘scheikunde’ en een rits uiteenlopende jobs, belandde hij vaak in het buitenland, niet als toerist, maar woonde hij er: van Japan tot Finland. Van de Finse taal, voor de meesten onder ons een groot vraagteken, vindt men overigens enkele sporen terug in zijn boek. De voorbije jaren was hij verbonden aan een kunsthumaniora als directiesecretaris. Hij schreef al kortverhalen en gedichten en als Esperantokenner en –beoefenaar vertaalde hij zelfs de knappe dichtbundel De lenige liefde van Herman de Coninck.
Fantasie en natuur
De hoofdpersoon in Trollen op de Groene Heuvels is de dertienjarige Daan, die na de schooltijd in een nabijgelegen bos gaat wandelen en er allerlei dingen fantaseert. Hij is beslist geen nerd, iemand die achterblijft op het sociale, emotionele en motorische vlak en daardoor enigszins wereldvreemd overkomt. Hij loopt met een gsm op zak, dweept met zijn opa Marcus (die nu in een bejaardeninstelling zit), mag zijn atletiektrainingen niet missen, moet bij de afwas helpen, houdt van films en games, heeft een superwijsneus van een zus, draagt een brilletje …
In het bos ontmoet hij twee nimfen (“een soort van natuurwezens. Mensen kunnen slechts een beperkt deel van de natuur zien. Zij horen bij dat deel van de natuur dat niet zichtbaar is voor mensen. Zij zorgen ervoor dat de bloemen ’s ochtends opengaan, dat er dauwdruppels op de velden komen en in de lente de dieren wakker worden uit hun winterslaap”) en verneemt van hen dat trollen het ‘Groot Boek van de Natuur’ hebben gestolen. Zij roepen Daans hulp in om het boek te zoeken, te vinden en het terug te brengen. Snel wordt Daan geconfronteerd met twee trollen: “Eerst zag hij niets, dan werden de vormen duidelijker en duidelijker, alsof het licht zich samentrok en er zo schaduwen ontstonden. Wat hij zag, kon je het best vergelijken met figuren van doorzichtig glas. Je kon dwars door hen heen kijken, maar toch waren ze er. De twee mooie wezens die voor hem stonden, leken een beetje op en neer te bewegen en te pulseren. Daan zag twee paar mooie, grote ogen in een rond gezicht, een brede, platte neus, kleine oortjes, maar met grote openingen, die net zoals ogen konden worden afgesloten met een soort ‘oorleden’. Verder hadden ze net als mensen twee armen en twee benen, maar de handen en voeten waren groter, fijner vertakt en zagen er veel handiger uit: langere, maar toch elegante vinders en tenen die naar alle kanten leken te kunnen plooien om dingen vast te nemen …”
Blijkt dat het Groot Boek van de Natuur enorm belangrijk is omdat er spreuken en recepten instaan die nodig zijn om dieren uit hun winterslaap te halen, bloemen te doen bloeien en dat is slechts het begin van een heus avontuur, waarin Daan op zoek gaat naar het boek en strijd moet leveren tegen de trollen.
Als toemaatje krijgt de lezer een snelcursus over ‘leuke details’ die de auteur in zijn boek verwerkt heeft. Een en ander over ‘Runen’ en het ‘Runenschrift’, maar de erbij gevoegde ‘tip’ over welke betekenis de letters van je naam hebben in het ‘Runenschrift’ “vind je gemakkelijk op enkele websites” lijkt me te banaal voor een nochtans vlot lezend modern sprookje.
Het is gelukkig allemaal geen brave-Hendrikenlectuur, maar een wat overdreven zucht tot schoolmeesterachtig verheerlijken van de natuur steekt te vaak de kop op. Wat dat betreft hebben wij ons in Vlaanderen eindelijk (en wellicht onder Nederlandse impulsen) esthetisch, pedagogisch, stilistisch, kritisch op een hoger plan getild. Betere maatstaven moeten voor Van de Velde mogelijk zijn. Dit alles behelst meer dan kwansuis naar voren geschoven ‘wetenswaardigheden.’
Kenmerkend voor dit debuut is dat Van de Velde de maatschappij nauwelijks kritisch beschrijft. In een wereld die hij met treffende details weet te typeren, confronteert hij zijn hoofdpersonage Daan met de dagelijkse, minder emotionele problemen van de prepuber. Door het perspectief bij de hoofdfiguur te leggen weet hij deze situaties levensecht en herkenbaar te beschrijven. Doordat Van de Velde de eenvoudige plot met flitsende dialogen en kernachtig taalgebruik uitwerkt en daarbij een mildironische stijl hanteert, wordt dit verhaal nooit saai en kent het, geheel volgens de regels van het positivisme, een happy end. Enkele ogenblikken heb ik teruggedacht aan enkele Vlaamse jeugdschrijvers die hun stof putten uit de sagenwereld: Renaat Van Puymbroeck (Eric bij de Nibelungen), Celest Stinissen (Koning Frithjoff) of Lindekruis (Ophorus de Sterke), maar dat gaat te ver en allemaal te oubollig terug.
John RIJPENS
Trollen op de Groene Heuvels van Lode Van de Velde, uitg. Lulu.com, 2015, 109 bladzijden, prijs: 9,50 euro (plus verzending 2,31 euro bij bestelling < trollenmail.be)
Er bestaat ook een E-book (epub) uitgave via bol.com = 4,99 euro.