Het cliché wil dat mannen in de eerste plaats stoer en cool zijn als leider van een bedrijf, een organisatie of een gezin. Zij zijn groot, robuust en onwrikbaar. Hetzelfde cliché spot met watjes, doetjes of zwakkelingen die nauwelijks weten wat ze willen en bijgevolg moeilijk als voorbeeld voor anderen kunnen gesteld worden. Het wil niet zeggen dat mannen geen gevoelige kantjes mogen hebben – altijd volgens hetzelfde cliché – maar zij mogen niet overheersen want dan wordt de sterke perceptie al te zeer afgezwakt.
De jongste (en ongetwijfeld ook de toekomstige) verkiezingen hebben de voortzetting van deze trend overtuigend aangetoond, maar het fenomeen is niet nieuw. Er zijn talrijke voorbeelden te vinden uit onze eigen regiogeschiedenis die als illustratie voor deze trend kunnen toegelicht worden. Iedereen kan wel een paar namen tevoorschijn halen die in het rijtje passen.

Ik wil u vandaag met dit fenomeen op een andere manier laten kennismaken. Henri Leys (1815–1869) was een geprezen schilder en een toonaangevend Antwerps raadslid van 1850 tot 1862. Hij kreeg de opdracht om in het historische stadhuis de ‘herenkamer’ te versieren. Hij deed dit met wandschilderingen in vier grote taferelen, die de stedelijke vrijheden in het verleden illustreren en met portretten van elf vorsten, die aan de stad voorrechten hadden gegeven. De grote taferelen hebben betrekking op het recht op privileges zoals het politierecht, het recht van poorterschap en het recht van zelfverdediging. De meeste van zijn onderwerpen waren altijd in Antwerpen gesitueerd of hielden verband met Antwerpen in de Spaanse periode, om geleidelijk te evolueren naar het Bourgondische karakter van de Brabantse levensstijl tijdens markten en feestelijkheden. Hij poogde herhaaldelijk de Vlaamse Primitieven Quinten Matsijs en Pieter Brueghel te evenaren. Het gaf de kunstenaar en raadslid het imago van een rechtvaardig, intelligent en stoer man. Zijn werk werd zo naar waarde geschat door het stadsbestuur dat de ‘herenkamer’ in het stadhuis omgedoopt werd tot de ‘Leyszaal’.
De man naar wie bij leven reeds een straat genoemd werd
De figuur is interessant genoeg om verder uit te diepen. In de periode 1852-1853 bezocht hij Nederland en Duitsland, speciaal om de meesters van de 16de eeuw te bestuderen. Historici zijn van mening dat hij zich behoorlijk vernederd voelde toen in 1850 Nicaise de Keyser (naar wie de De Keyserlei genoemd werd) en niet hijzelf Gustaaf Wapper opvolgde als directeur van de Academie.
Henri Leys behaalde een gouden medaille op de Wereldtentoonstelling van Parijs (1855) en Londen (1862), was lid van de Koninklijke Academie en werd in 1862 in de adelstand verheven als baron. Zijn werk is over vele stedelijke musea over heel Europa en de Verenigde Staten (Philadelphia) verspreid, waaruit duidelijk mag blijken dat de appreciatie voor zijn werk zeer groot was. Zijn internationale reputatie zorgde ervoor dat in 1867 de straat waarin hij woonde, omgedoopt werd tot Leysstraat, hetgeen redelijk uitzonderlijk was omdat de kunstenaar op dat ogenblik nog in leven was. Bij de heraanleg van de straat is zijn woonhuis wel gesloopt, maar de muurschilderingen uit zijn eetkamer zijn overgebracht naar de speciaal daarvoor gecreëerde Kleine Leyszaal in het Antwerpse stadhuis.
In 1873 kreeg Henri Leys (vier jaar na zijn overlijden) een bronzen standbeeld aan de Louiza-Marialei. Het is in menig opzicht een merkwaardig standbeeld. Omdat ‘helden’ van de natie stoere, knappe mannen moesten zijn, werd een behoorlijk loopje met de werkelijkheid genomen. Het standbeeld toont inderdaad een stoere, zelfbewuste, rijzige gestalte en dat was Henri Leys in werkelijkheid niet. Beeldhouwer Ducaju (die ook het standbeeld van Boduognat en Teniers in het Antwerpse stadsbeeld bracht) kreeg de opdracht de figuur van Henri Leys eer aan te doen. Daarom is alleen het hoofd van het standbeeld correct. Henri Leys was in werkelijkheid slechts een klein, dik ventje. De opdrachtgevers voor het standbeeld vonden dit niet passen bij een heldenstatus en wilden dit niet tot uiting brengen in het standbeeld. Daarom stond de schilder Schaeffels model voor het lichaam van het standbeeld. In feite mogen we hier van geschiedvervalsing spreken. De mythe van de stoere man moest in leven gehouden blijven. IJdelheid is van alle tijden. Ook al heeft Henri Leys zelf het nooit geweten.