In samenwerking met de Mortselse Heemkundige Kring, de Academie voor de Streekgebonden Gastronomie, oud-leerkrachten van het PIVA en de lokale economie worden nieuwe erfgoedroutes in de stad Mortsel uitgewerkt. Het lokale erfgoed wordt gekoppeld aan eet- en drinkcultuur door de eeuwen heen. ‘De Postiljon’ was in de jaren zestig van vorige eeuw het radioprogramma van Jan Lambin. In deze rubriek brengt ‘t Periodiekske een soms verrassende kijk op het boeiende verleden van de stad.
Hoeve Domen blijft een begrip in Mortsel. Het stedelijke landschap heeft de fraaie hoeve op de hoek van de Hendrik Consciencelaan en de Ter Varentstraat ietwat verdrongen. In 1870 pachtte Jacobus Domen en Petronilla Verdonck de hoeve van Herman Ullens, een rijk grootgrondbezitter.
Jacobus en Petronilla kregen zes kinderen: Maria, Caroline, Jeannette, Alfons, Philomène en Jan. In de statistiek van 1846 waren er in Mortsel in die periode 181 landbouwbedrijven, waaronder twee van 30 tot 35 hectare. Slechts 75 van de 606 hectare landbouwgrond was eigendom van de gebruikers, de rest werd gepacht.
Op 49-jarige leeftijd stierf Jacobus en Petronilla bleef achter met zes minderjarige kinderen. Noodgedwongen verliet Alfons, de oudste zoon, de schoolbanken van het Klein Seminarie van Hoogstraten en nam de ploeg ter hand, bijgestaan door de inwonende knecht, die hem opleidde tot volwaardige landbouwer. Een priesterroeping zat er voor Alfons niet meer in.
Na 15 jaar was Alfons in staat de hoeve zelfstandig te leiden. Hij huwde Maria Mortelmans en stichtte een nieuw landbouwersgezin. Op 6 november 1901 kon de boer als eerste de hoeve kopen van de burgerlijke maatschappij “Immobilière Notre Dame des Voyageurs” uit Antwerpen. Een zware schuld rustte op zijn schouders. Het weiland achter de hoeve werd verkocht. De bouwmaatschappij trok er een nieuwe straat door: de Ten Dorpelei.
Het leven speelde zich vooral af op en in de boerderij. In die tijd waren de weilanden schaars, de koeien stonden winter en zomer op stal. Stallen reinigen, koeien melken, mest ruimen, voeder aanvoeren, … Dagelijks werd de melk huis aan huis geleverd. Dat was de belangrijkste bron van inkomen voor de boer. De hondenkar werd ingezet. Later werd het paard en kar.
Melk voor Gevaert
30 tot 40 liter melk huis aan huis brengen, was haalbaar. De vraag steeg echter vlug. Andere leveranciers uit de buurt zorgden voor een groter aanbod. De grootste melktoer liep al vlug op tot 200 liter.
Ook aan Gevaert werd melk geleverd. Tegen 8 uur ’s morgens werd 5 liter melk geleverd. Een gedeelte gebruikte men voor het huishouden. Met de rest bewerkte men fotopapier. Toen Gevaert van Antwerpen naar Mortsel verhuisde, steeg het rantsoen. De melk werd gekookt en bijzonder nauwgezet geroerd tot ze volledig afgekoeld was. Vetstoffen mochten immers niet bovendrijven. Dat kwam ten goede aan de baritage en de kwaliteit van het fotopapier. Toen Lieven Gevaert zich in de Septestraat vestigde, was de hoeveelheid gestegen tot 40 liter per dag. De melk werd van toen af in grote ketels gestoomd. Dat was hard labeur voor Maria Mortelmans, die zomaar eventjes twaalf kinderen op de wereld zette!
Een moltonnen bussel vol suikerbonen
Op 15 januari 1904 verliet Jeanne Domen de moederschoot. Enkele dagen voordien kreeg de bruine schommelwieg een grote schoonmaak. Een splinternieuwe beddentijk werd gekocht en gevuld met vers kaf. Twee dagen later werd de doopmantel uit een groot blauw papier gehaald. Jeanne werd in de doopmantel gewikkeld en naar de Heilige Kruiskerk gebracht. Pastoor Luyckx doopte de negende telg uit de familie Domen.
Het doopsel is een ankermoment in het leven. De rode vloer van de beste kamer kreeg een schuurbeurt. Wit zand werd netjes over de vloer gestrooid. Een smaakvol gedekte koffietafel stond klaar. Broers en zussen keken uit naar de doopstoet. De stoet werd via de voordeur de beste kamer binnengeleid. Angelique, de vroedvrouw, maakte de dichtgespelde moltonnen bussel los en de suikerbonen vlogen de kamer in.
Suikerbonen zijn in ons land en in Noord-Brabant (Nederland) een traditioneel geschenk bij de geboorte van een kind. Een andere naam is doopsuiker, vanwege het gebruik dat de genodigden bij het doopsel suikerbonen krijgen. Suikerbonen worden soms betaald door de peetouders en komen in sommige streken na de doop uit een (tweede) luier. De bonen staan voor het nieuwe leven en voor vruchtbaarheid.
Het kraambed was van korte duur. De koeien wachtten immers op de vertrouwde hand van de boerin. Leegmelken door een vreemde hand verminderde de hoeveelheid melk en dat betekende verlies!
Boterhammen met spekvet en bruine suiker
Boer Domen had het zeer druk op het veld: het land beploegen, zaaien, oogsten, … Het ene werk volgde op het andere zonder onderbreken. ’s Avonds na het werk kon hij weinig drukte verdragen, daarom vlogen de kinderen al vroeg in bed. Eens het soldatentreintje om zes uur al tuffend op de berm voorbijreed, zijn zwarte rook de lucht inblies, wisten de kinderen dat het bedtijd was. Dat treintje haalde de soldaten van Fort 3 en Fort 4 op en bracht hen ’s morgens weer naar het werk.
Een ongehuwde zus, tante Trees, hielp de boerin in het huishouden. Zij bekommerde zich vooral om de kinderen. Na een flinke wasbeurt gingen de kleren aan de kant, de klompjes netjes onder de stoel en ’s morgens stonden de boterhammen klaar, besmeerd met spekvet en bestrooid met bruine suiker en was er vers gemolken melk uit de grote kan, een echte lekkernij. In de grote woonkamer stond een lange tafel voor de volwassenen, op de Leuvense kachel een geurende koffiekan met een geurende pan spek, overgoten met tot schuim geklopte eieren die van het geheel een goudgele koek maakte. Dat was nog eens een stevig ontbijt. Dat was wel nodig. De dag begon immers vroeg en duurde tot het angelusklokje het middaguur aankondigde.
Het angelus (Angelus Domini, in het Nederlands ‘de Engel des Heren’) is een rooms-katholiek gebed dat van oudsher driemaal daags gebeden wordt: om zes uur ‘s morgens, twaalf uur ‘s middags en zes uur ‘s avonds. Waar voorheen de gelovigen hun werkzaamheden stopten om te bidden is dit gebruik in onbruik geraakt.
Het gebed wordt aangekondigd door het luiden van een kleine klok, het angelusklokje. Hierbij worden drie slagen op de klok gegeven waarna een aanroep met ‘wees gegroet, Maria’ wordt gebeden. Nog tweemaal volgen drie slagen op de klok met een nieuwe aanroep en een weesgegroet. Ten slotte wordt de klok gedurende twee minuten geluid en wordt een afsluitend gebed gebeden.
Peperkoek met suikeren paardje en roze roosjes
De kinderen Domen leerden hun nieuwjaarsbrief schrijven bij Soeur Marie. Deze werd gelezen voor de ouders, de peter en de meter. Telkens een nieuwjaarsbrief voorgelezen werd, ontving elk kind een peperkoek, versierd met een gekleurd suikeren paardje en roze roosjes.
Ontbijt- of peperkoek wordt van roggemeel gemaakt, waaraan suiker, glucosestroop, fructosestroop, kandij en rijsmiddelen zijn toegevoegd. Een hele ontbijtkoek weegt meestal 600 gram. In 100 gram koek zit ongeveer 3,5 gram vet en 64,3 gram koolhydraten.
Eerst wordt de suikerstroop gekookt. Daarna wordt die door de roggebloem gemengd. Na afkoeling en rijping (best enkele dagen) wordt het deeg gekneed of ‘opgebraakt’ en met honing, kaneel en bakpoeders vermengd. Na toevoeging van vruchten en dergelijke wordt het geheel gedurende een uur gebakken op 180 °Celsius.
Er was leven op de boerderij
Op de boerderij was er altijd wel wat te doen. Aan de Hendrik Consciencelaan had je een prachtige boomgaard en een gevarieerde moestuin. Het teveel aan fruit en groenten werd op de boerderij verkocht.
Via de Ter Varentstraat kwam je op het erf. Rechts had je de schuren en de paardenstal. De graanoogst bewaarde de boer in de schuur. Tijdens de lange wintermaanden werd het graan dan gedorst.
Een prachtig aangelegde bloementuin sierde de boerderij. Aan beide kanten van de voordeur was de muur bekleed met perenbomen die in U-vorm opgeleid werden.
De woonruimten kon je ook via de achterdeur bereiken. ’s Nachts ging de grendel op de deur, maar bij het krieken van de dag stond de deur gastvrij open. In de grote ontvangstruimte lagen de melkstopen op een rij op een plank. Onder het rek had je het botervat, waarin het overschot aan melk gekarnd werd.
Karnen is het proces waarbij verzuurde room in beweging wordt gebracht waardoor de vetmembraantjes in de room breken. De vetdeeltjes klonteren samen en scheiden zich af van de karnemelk. Uit het vet wordt boter bereid.
Vroeger werd dit met de hand gedaan door de room urenlang te stampen in een stootkarn. Later kwam de karnton in gebruik: een horizontaal gemonteerde houten ton die met een zwengel kon worden rondgedraaid. De ton werd (max.) voor twee derde gevuld met melk. Door het draaien maakt de melk een vallende beweging in de ton, waardoor de room komt bovendrijven.
Werd er een varken geslacht, dan werd het met warm water schoon geschrobd en opengereten opgehangen aan een ladder. Op het erf werd het versneden en gepekeld.
’s Winters was het gezellig op de boerderij. De koeien lagen op stal. Hun eten werd er warm gemaakt boven een groot vuur. Eens de boerin het voer had klaargemaakt, ging ze de stal in. De dieren sprongen op en begonnen te likkebaarden.
De boer bakte zelf het brood in een grote oven. Eerst waste hij zijn voeten, kneedde het brood met zijn voeten, legde het in de gepaste vorm en dekte het af tot het voldoende gerezen was. De kinderen kregen elk een handvol deeg en maakten zelf hun klein broodje.
Zo kon de boerderij haast volledig zelfstandig functioneren. Alleen ’s avonds werd een nikkeltje van 10 centiemen in de gasmeter getopt. Het muntstukje zorgde dan voor een bepaalde hoeveelheid gas.
Soldaten op het erf
In 1914 werd het landelijke leven verstoord door de oorlog. Soldaten, die naar het slagveld trokken, werden ondergebracht in de stallingen. De ene groep volgde de andere op. De veldkeuken werd klaargezet. De aardappelen werden op de vloer uitgeschud. Eens geschild, verdwenen ze in de grote dampende ketel: brokken vlees, groenten en gekookte aardappelen zorgden voor het dagelijkse rantsoen van de piotten. Eens de trompet schalde, gingen de soldaten met hun gamel aanschuiven.
De Duitsers trokken echter op naar Antwerpen. De boerderij werd met kanonnen verdedigd, maar de familie Domen moest al vlug een veiliger onderkomen zoeken.
Eens de stad bezet, eisten de Duitsers de voorraden op. Een minimumrantsoen bleef over. Het leven op de boerderij ging verder. Bomkraters werden gecontroleerd en later gedicht. Op allerlei manieren werd de boer bestolen, maar oorlogsschade werd echter nooit vergoed.
Na de oorlog ging het leven weer zijn gewone gang.
Zondagrust geen ijdel woord
Op de boerderij was de zondagrust geen ijdel woord. Zaterdag werd het erf grondig schoongeveegd met de bezem. De dubbele inrijpoort werd tot ’s maandags vergrendeld en ieder ging de zondagrust blijmoedig tegemoet.
Op de Leuvense kachel pruttelde de grote kookpot, gevuld met melk. De boerin bereidde dan een goudgele rijstebrij. ’s Zondags was er geen gezamenlijk vieruurtje en geen gezamenlijk avondmaal. Een zelfgebakken rozijnenbrood met een grote kan chocolademelk stond klaar voor de hongerige magen. De boer en de boerin trokken dan over de akkers. Ze genoten van de geslaagde oogst. De kinderen speelden op het erf. Na het spel wachtte hen de lekkere rijstepap met bruine suiker. Op het einde van de dag haalde de boer de paternoster boven. De dag werd afgesloten met het bidden van de rozenkrans, dag in dag uit, jaar in jaar uit.
Dirk Brentjens
(naar het familiealbum van Jeanne Domen, 1986)