De provinciale jeugddienst organiseerde begin mei een inspiratiemoment rond taalstimulering in de vrije tijd. Kinderen komen op school in aanraking met taal. Maar ook tijdens hun vrije tijd kan er op een speelse manier rond taal worden gewerkt. In heel wat organisaties werd er de afgelopen jaren expertise opgebouwd. De Vlaamse overheid duidde een aantal probleemgebieden aan, op basis van zeven indicatoren: het aantal geboorten in kansarme gezinnen, jongeren in de bijzondere jeugdbijstand, volledige werklozen jonger dan 25 jaar, leefloners, het aantal jongeren in het BLO en BSO, leerlingen in het deeltijds beroepsonderwijs en jongeren in het voltijds secundair beroepsonderwijs. Vijftien probleemgemeenten en –steden kregen subsidies. Het zal niet verbazen dat in onze provincie de stad Antwerpen op de eerste plaats komt, gevolgd door Mechelen en Turnhout, maar ook Mortsel scoort slecht met een negende plek.
De provinciale jeugddiensten willen hieraan iets doen. ‘ We roepen regelmatig mandatarissen en gemeentelijke jeugddiensten samen om over de problematiek te praten’, zegt jeugdconsulent Leen Meuris. ‘We willen de gemeenten ondersteunen. Dit keer gaat het over taalstimulering. Niet alleen de vijftien steden of gemeenten die middelen van de overheid krijgen om werk te maken van participatie werden uitgenodigd, maar ook de gemeente Kontich bijvoorbeeld ging op de invitatie in.’
‘Wij willen de deelnemers duidelijk maken hoe je aan taalstimulering doet. Let op: dit is niet hetzelfde als kinderen verplichten om Nederlands te praten. In de statistieken zijn trouwens ook een heleboel Vlaamse kansarme kinderen opgenomen. Deze actie rond taalondersteuning is een begin, in september gaan we de verantwoordelijken uitnodigen rond jeugdwelzijnszorg. Vaak weten schepenen of leden van het OCMW niet wat dit allemaal inhoudt. Vandaar dat we ook hen sessies aanbieden.’
‘Onze cursussen worden doorspekt met voorbeelden. Neem nu het project ‘De Rugzak’ van ’t Lampeke uit Leuven. Kinderen mochten hun noden en behoeften kiezen en alles werd in een rugzak gestopt, zonder dat dit een schools karakter kreeg. Men ging ervan start in 2007 en in geen tijd leverde dit initiatief resultaten op. De ouders, die nogal afkerig staan tegenover initiatieven die uitgaan van de school, reageerden positief omdat het van onderuit kwam. Het waren buurtwerkers die alles uittekenden. Zowel kleuters, jonge kinderen, ietwat oudere jongeren als ouders werden bij het project betrokken.’
‘Een tweede voorbeeld is ‘De Taalspeler’ van de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk. Kinderen worden gestimuleerd om deel te nemen aan de speelpleinwerking, die betaalbaar en laagdrempelig is. Wij leggen de deelnemers aan onze cursussen uit hoe ze de kinderen kunnen animeren. Het gaat over laagdrempelige dingen: hoe leg je een spel uit? Hoe werk je met toneelstukjes, met pictogrammen? Bedoeling is dat het kind er komt om te spelen en niet om te leren. Dit project ontstond in de rand van Vilvoorde maar kreeg al een vervolg in Boom.’
‘Het geheel wordt ondersteund door de vzw EduKrea, een vereniging die werd opgericht in 2008 en die zich inzet voor kansarme jongeren. Zij worden gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid. In het begin waren zij actief in de scholen, maar nu spreken zij ook jongeren in hun vrije tijd aan.’ (EM)